Voeding en ik
Ik had als kind altijd al een grote affiniteit met planten en dieren. Daardoor wilde ik biologie studeren maar uiteindelijk werd het landbouwkundig ingenieur. Op de universiteit in het midden van de jaren 80 van vorige eeuw bleven de toen vooruitstrevende woorden van de professor ecologie me bij. Hij wees op de verspilling die vleesproductie met zich mee brengt. Maar hij was met zijn betoog eerder een buitenstaander. In de meeste lessen draaide het alleen om opbrengst en productiecijfers. Sommige professoren, zoals deze van het vak veeteelt, verkochten daartussen pure onzin zoals: “Vlees eten? Dat moet je toch doen voor je viriliteit!”, als antwoord op een zeldzame kritische vraag van een student. En dat was dan nog bijlange niet de meest domme of verkeerde stelling die we voorgeschoteld kregen. Universiteiten van toegepaste wetenschappen zijn domeinen waar het verstand alleenheerser is, men stelt zich weinig vragen bij morele of ethische kwesties, laat staan dat men luistert naar de wijsheid van het hart. Ook ik deed het toen niet, diep verzonken in de zee van onbewustheid die typisch is voor veel mensen in hun jeugd.
Koken pikte ik op als vanzelf. Misschien omdat ik als kind in de lagere school ‘s middags mijn broertjes en zusje ‘s middags bij lunchtijd uit de kleuterschool moest afhalen en dan thuis het vuur aanmaakte onder de kookpotten van mijn moeder, die pas later thuiskwam. Soms bleef ze wat langer weg en zo leerde ik hoelang aardappels en groeten dienden te koken tot ze gaar waren. In onze ruimere familie speelde een groot stuk van het sociale leven zich af aan tafel. Als er vrienden van mijn ouders kwamen of wanneer er familiefeesten waren, was het de gewoonte om urenlang te tafelen en werd er copieus gedineerd van met zorg bereide traditionele gerechten. Dat is in België met zijn Bourgondische eetcultuur wel gebruikelijker. Mijn moeder was en is nog steeds een toegewijd keukengenie en ook haar zus, die zich in Frankrijk bij gerenommeerde chefs de knepen van de hoofdzakelijk traditionele Franse vlees-, vis- en roomcultuur eigen maakte, was bijzonder getalenteerd op dat vlak.
Zelf ben ik helemaal niet “haute cuisine” aangelegd. Eten is één ding, maar er wordt in onze cultuur teveel belang aan gehecht. Het is eigenlijk dubbel. Bij ons is eten vaak synoniem geworen met zich volstoppen, de hele dag door de maag gevuld houden met de gedachten elders. Zelf rustig en aandachtig met het bereiden van voedsel bezig zijn, dat is iets wat we in deze dolgedraaide maatschappij veel te weinig doen. Hoe vaak wordt een winkelkar niet gedachtenloos volgestouwd met door machines geprepareerde troep. De yoga-filosofie nodigt uit tot eenvoud en aandacht.
En dan zijn er de dieren.
Vier scènes uit mijn jeugd zijn voor altijd op mijn netvlies ingebrand.
De eerste: Ik was vermoedelijk acht of negen. Een zondagse familie-uitstap met halte aan de “commune van Latem”, alias de plaats waar de wieg stond van wat ondertussen het voedingsbedrijf Lima is geworden. De grond daar in zomers Sint-Martens-Latem was zanderig en stofferig. Mijn blik werd gevangen door een viertal iets oudere jongens die aan het voetballen waren. Met een levende pad. En geen enkele volwassene die daarop reageerde. Er scheurde iets diep in mij. Vandaag, met de nodige afstand, besef ik dat ik heel diep moet hebben aangevoeld dat er iets ernstigs fout zat met de relatie van mensen tot de natuur en tot de dieren meer in het bijzonder.
De tweede: Ik was twaalf, en de familie vierde mijn katholieke plechtige communie. Na de vele gangen was het tijd voor het dessert. Ik werd uit de tuin geroepen in de eetzaal, want als kommunikant diende ik het dessert aan te snijden. Op een grote rechthoekige schaal lag een sneeuwwitte ijstaart waarop een liggend lam troonde. Een ober gaf mij een groot mes en gebaarde dat ik de kop van het schaap er vanaf moest snijden, want dan zou het bloed, onder vorm van een straal rode grenadine, eruit vloeien. Ik heb daar een kabaal van jewelste gemaakt, want ik voelde diepe weerzin opwellen bij zoveel moorddadige symboliek. Uiteindelijk werd ik zo goed als gedwongen om toch te snijden, want ik mocht hun feestje toch niet bederven, maar ik miste en er vloeide geen druppel grenadinebloed.
De derde: Zo tussen de leeftijd van elf en veertien was ik als jongverkenner op de binnenkoer van ons scoutslokaal getuige van een activiteit, waarbij de oudere verkenners, kennelijk om hun moed en mannelijkheid te bewijzen ten overstaan van hun vrouwelijke meisjesgidsencollega’s, een weerloze rosbruine hen met de blote hand gingen slachten. Ik moest me niet inbeelden hoe ze in hun onervaren lompheid uiteindelijk het dier ombrachten, ik was niet in staat om te blijven kijken.
De vierde: Het was aan het einde van de jaren zeventig, op de speelplaats van mijn middelbare school. Het was de tijd van de “Spel zonder grenzen”-televisie-uitzendingen, waarin ploegen uit verschillende Europese landen tegen mekaar uitkwamen in allerlei redelijk idiote spelletjes.
Het werd op een schoolfeest nagebootst, verschillende gemengde ploegen van leerlingen én leraars namen het tegen elkaar op. In één van de spelreeksen stonden twee emmers water een tiental meter uit elkaar. Objectief van het spel: de levende palingen die zich in de ene emmer bevonden, moesten om het snelst naar de andere emmer worden overgebracht. Eén lerares Frans, die gebogen over de emmer met de palingen stond, bevroor ter plaatse, ze kon het niet over haar hart krijgen om de dieren te grijpen. Ze won voor altijd mijn diepste sympathie.
Ik heb met al die symboliek en dat gesol met dierenleven al heel vroeg instinctief aangevoeld dat er iets vreselijk scheef zat in de relatie en het samenlevingscontract tussen mensen en dieren op deze wereld.
Ik heb de eerste veertig jaar van mijn leven zoals vrijwel iedereen vlees, vis, eieren en melkproducten geconsumeerd. Ik was een gepatenteerd dagelijks melkdrinker en was er zelfs trots op! Ongeveer vijftien jaar geleden besloot ik om eerst vlees en daarna ook vis te laten. Ik vond geen enkel zinnig rationeel argument meer om daar nog mee door te gaan en werd een ovo-lacto vegetariër, dus iemand die hoofdzakelijk plantaardig at met daarbij melkproducten en eieren.
In de maand april van 2012 gebeurde er iets merkwaardigs tijdens een geleide ademhalingsmeditatie. Ik lag op de grond en het voelde plotseling of er een verbinding ontstond, alsof er vanuit mijn hart wortels in de aarde groeiden doorheen mijn rug. Ik werd overwelmd door emotie, het was zo diep, alsof ik in een fractie van een ogenblik verbonden was met alle verdriet van de planeet en alle levende wezens, plant en dier, al het lijden van de andere aardlingen die zuchten onder het juk van een ontspoorde mensheid. Ik geloof dat toen mijn hart is opengegaan, of dat ik in ieder geval heel intens contact kreeg met het energieveld van mijn hart. Een verbinding was gelegd. Via het wonder van de ademhaling.
Toch duurde het daarna nog een drietal maanden alvorens ik de overstap naar het veganisme maakte, eerst schoorvoetend, als tijdelijk experiment, omdat ik, zoals zovele mensen doordrenkt was van het bijgeloof dat, indien ik alle proteïnen van dierlijke oorsprong zou missen, het vlees op mijn botten langzaam zou wegsmelten. Ik kan u verzekeren dat het een mythe is, de zoveelste. Nu ik merk dat ik ook dit laatste jaar als veganist in prima gezondheid heb geleefd, vind ik het totaal absurd dat er nog één dier zou moeten worden van het leven beroofd of geëxploiteerd om mij van voedsel te voorzien. Hoe meer ik lees en me informeer over de omstandigheden waarin boerderijdieren moeten leven en sterven, hoe hoger het vuur van mijn motivatie oplaait, om dit met anderen te delen, bewustzijn te creëren bij mijn medemensen en hun te inspireren om ook de overstap te maken naar een duurzaam, vlees- en diervrij eetpatroon. Ik ben inmiddels de vijftig voorbij, en heb hierin een zinnig doel gevonden waaraan ik de rest van mijn levensenergie wil besteden, en waar mijn hart en verstand het volkomen over eens zijn.
Hoe het vandaag staat met mijn voedingsfilosofie kan u lezen op de pagina over de eetfilosofie van Yoga Kitchen.
Yoga en ik – de basis (2003 – 2013)
Ik was helemaal geen sportief kind. Het competitieve aspect van de zogenaamde groepssporten, waarin het er in essentie alleen maar om draait de sterkste of snelste te zijn en een tegenstander in het zand te doen bijten, daar kickte ik helemaal op af. Gymlessen op school waren een hel, enkel in gymnastiek Zweedse stijl vond ik er nog wat aan. In de jaren tachtig keek ik gefascineerd naar de middagsessies “Gym Tonic” door twee luidruchtige Franse dames op één van de Franse televisienetten. Ik werd er feestelijk voor uitgelachen, thuis. Het was ook de tijd van Jane Fonda en de aërobics. Eens op eigen benen ging ik in mijn geboortestad lessen volgen en had het gevoel eindelijk een sportieve discipline te hebben gevonden die me aansprak, waarin geen pikorde bestond en geen tegenstander diende te worden vermorzeld. In 1996 kocht ik een eerste boek over de yoga-methode van Iyengar, ik was gefascineerd door de plaatjes maar het boek bleef jarenlang werkeloos op de boekenplank staan.
In 2003, tijdens één van de talloze kantoorjobs uit mijn loopbaan, waarin ik weinig meer dan enkel maar mijn hoofd diende te gebruiken en ik de hele dag zo goed als vastgenageld zat op een stoel, werden er over de middag ontspannende yogalessen aangeboden door Hélène Petre. Hoewel de combinatie of keuze tussen lunch of yoga niet makkelijk was, stond ik er versteld van wat voor een energiereserve die simpele yoga-oefeningen voor de resterende namiddag hadden aangeboord.
Sindsdien ben ik jarenlang yoga blijven beoefenen, eerst Hatha Yoga, en vervolgens Kundalini Yoga bij leraren als Christophe Degraeuwe en Carlos Arandia. Ik exploreerde ook andere yogadisciplines en kwam via een reeks workshops, georganiseerd door Nicole Couloubaritsis in Brussel, in 2012 terecht bij de Prana Yoga Flow van Alberto Paganini in Brugge, die me definitief een stevige basis gaf om yogalessen te geven. Ik raakte geboeid door de filosofie van de geweldloosheid uit het achtvoudige yogapad. Het leek alsof ik een blauwdruk had gevonden voor de manier waarop ik voortaan in deze wereld wilde staan. Ik wil hier ook speciaal het ongelofelijke werk van Isabelle Versé met de Transformational Breathing vermelden, want het is nog steeds een bron van inspiratie. En tenslotte ook de inspirerende werklust en het ondernemersbloed van Manon Weimar van yogaschool Vionté in Nederland, want dat is een lichtend voorbeeld.
Mijn yoga-opleiding is nog steeds aan de gang en zal wellicht nog mijn hele leven lang verder lopen.
Het feit dat ik in mijn professionele carrière ervaring heb met opleidingen en presentaties geven voor groepen mensen, is een nuttige hulp, evenals mijn ervaring met individuele coaching.
Recente evoluties in yoga (2015 – 2018)
Yin yoga vervolmaking
Niettegenstaande in de basisopleiding bij Alberto Paganini al een redelijk inzicht werd gegeven in de aard en specificiteit van de Yin yoga, ben ik in maart 2015 en in april 2016 in totaal 50 uur les gaan volgen bij Joe Barnett. Joe Barnett is de directe assistent van Paul Grilley, de Amerikaanse grondlegger van de Yin yoga. Daarvan blijft de eerste module me bij als baanbrekend en transformerend op het vlak van het inzicht in de anatomische aspecten van yoga. Het is een aanrader voor elke yoga-docent. Joe geeft les met gulheid en veel gevoel voor humor en slaagt erin om de invloed van “fysionomische vormvariatie” zowel visueel als lijfelijk duidelijk te maken.
Yoga voor therapeutische doeleinden
Vanaf eind 2015 kwam ik voor het eerst in contact met Marc Beuvain, en in 2016 heb ik zijn elfdaagse opleidingscyclus Therapeutische Yoga gevolgd. Marc is een bezield en uiterst didactisch lesgever die met een messcherpe structurele precisie doceert, een buitenbeen in de yogawereld. Fascinerend was het feit dat hij enerzijds lesgeeft voortbouwend op zijn erudiete kennis van oudere yoga-geschriften die voorafgaan aan wat vandaag gangbaar als “de” bronnen van de neo-yoga wordt geciteerd. En anderzijds ontdoet hij de yoga en de vele yoga-mythes van hun inflatie, hun uitgeholde en betekenisloze stereotiepen en van aspecten die voor onze cultuur niet relevant zijn. Zijn elfdaagse cyclus rond yoga en therapie zijn daardoor zeer “beide voeten op de grond” en een absolute aanrader voor wie meer inzicht en armslag wil wanneer hij/zij wordt geconfronteerd met yogastudenten die te maken hebben met blessures of andere specifieke lichamelijke situaties.
Pranayama
In 2017 volgde ik bij Marc Beuvain ook de tweedaagse training rond Pranayama.
Effectieve intuïtie en het chakra-systeem
Eind 2017 heb ik de eerste jaarcyclus “Effectieve intuïtie” aangevat in Haarlem, bij het Instituut voor Effectieve Intuïtie van Carolina Bont. Het is de bedoeling om van daaruit de meer subtiele, energetische aspecten van het chakra-systeem in de toekomst ook in de yogalessen aan bod te laten komen.
Peter Verhaegen, december 2017, Brussel.
Links:
- Hélène Petre: www.yogaetnature.be
- Alberto Paganini: www.yogasoma.be
- Isabelle Versé: www.innerjoypaths.com
- Cristophe Degraeuwe: http://yogabrasilia.org/sat-darshan-singh/ www.yogateachers4africa.com
- Carlos Arandia: www.wellness-brussels.com
- Nicole Couloubaritsis: www.galini-yoga.be
- Manon Weimar: www.vionte.nl
- Joe Barnett: www.joebarnettyoga.com
- Marc Beuvain: www.marcbeuvain.com